De zee zien

Dit verhaal is echt gebeurd, zo wordt op de achterflap beweerd. En ik ben geneigd om dat te geloven. Al in de inleiding wordt gezegd hoe het afloopt: 'Jan is dood'. Kees de ik-figuur wordt zeventig en blikt terug op een ingrijpende gebeurtenis uit 1959. Kees is de oudste van zeven kinderen en het achtste is op komst in het oerkatholieke gezin. Hij studeert goed maar zijn ouders vinden Ulo (uitgebreid lager onderwijs) al voldoende want: "Wij waren geen hoeden, wij waren petten" (p. 31). Aan de eerste ontmoeting met Jan houdt Kees een bloedneus over. Jan dwingt Kees als het ware tot vriendschap. Kees twijfelt of hij wel de vriend van Jan wil zijn. Jan is dominant en Kees zou zich "veroordeeld voelen tot vriendschap" als daar niet Marijke, de tweelingzus van Jan, was. Kees is smoorverliefd. Ook de gezinnen van beide jongens verschillen erg: terwijl het geloof bij Kees' ouders primeert, zijn de ouders van Jan vrijzinnig. Ze runnen een bloeiend fotografiezaak. De zwangerschap van zijn moeder is problematisch en Kees maakt zich zorgen. Hij is bang dat moeder zal sterven. Jan troost niet echt: "Waarom acht kinderen? Hopelijk gaat de baby dan ook dood". Elders zegt hij: "Het geloof is mooi maar je moet er geen last van hebben." (p. 45) Dat heeft Kees duidelijjk wel, hij zit vol schuldgevoelens, iets waarvan Jan helemaal geen last schijnt te hebben. Jan weet van Kees gevoelens voor Marijke en vindt het prima: "Dan zijn wij broers en heb ik niet voor niets geoefend". In het dorp staat een verlaten fabrieksschoorsteen. Jan vraagt zich af of je van daarboven de zee zou kunnen zien. Kees moet zweren dat hij er mee zal opklimmen "op een nader te bepalen datum". Kees hoopt dat die nooit komt maar dat doet hij wel. De afloop is gekend. Tijdens de begrafenis van Jan wordt Kees' broertje geboren: "Eén erin, één eruit". (p. 123) Jan is zestien geworden. Sinds die fatale dag heeft Kees twee levens geleefd: éen ervoor en één erna. Kees blijft hopen dat Jans laatste gedachte was: "Ik heb de zee gezien." Het verhaal wordt mooi afgerond: in 1997 wordt de schoorsteen opgeblazen en in een epiloog neemt de zeventigjarige Kees in 2013 afscheid van zijn vriend.
Dit verhaal gaat over opgroeien in een tijd die voor jongeren van vandaag de tijd van hun (over)grootouders is. In dat opzicht is identitficatie niet eenvoudig. Maar de gevoelens van Kees zijn zo levensecht beschreven dat ze je niet onberoerd laten. Dit is echt een mooi en ontroerend boek.