De gouden kooi

Of Het waargebeurde verhaal van de bloedprinses

"De dochter van de keizer heette Valentina. Ze was onuitstaanbaar." Zo begint dit boek veelbelovend. Maar Valentina hield wel van vogels. 101 vogelkooien stonden er in de paleistuin en in honderd daarvan zat een vogel, de ene al mooier dan de andere. De laatste kooi, een gouden, was leeg. Voor die kooi verzon de prinses de gekste vogels, die vaak niet eens bestonden zoals: een vogel met glazen vleugels, een die water spuwt, een met een koralen bek ... Ze stuurde haar bedienden naar alle windstreken maar geen van de vogels die ze meebrachten, voldeed aan haar wensen. En wat erger was: de arme bediende die hem meebracht, verloor er letterlijk zijn hoofd door. Op een nacht droomde de prinses over een vogel waarmee ze praten kon. Nu wist ze welke vogel ze in haar gouden kooi wilde. Voor een laatste keer werden de overgebleven dienaars op pad gestuurd maar de vogels die ze meebrachten, kwamen niet veel verder dan 'alstublieft' of 'dankuzeer'. Vogels uit het Oosten slaagden er zelfs in de sprookjes uit 'Duizend-en-één-nacht' uit het hoofd op te zeggen, maar al die papegaaien moest Valentina niet hebben. Steeds minder bedienden hield ze over. "Gemiddeld honderd dienaars" per maand verloren hun hoofd, en om de reizen van de rest te betalen moest ze al haar bezittingen verkopen. Toen kwam er "een knappe, charmante jongen met diepblauwe ogen ..." Hij beloofde haar de sprekende vogel te bezorgen, maar ze moest eerst een belofte doen: ze moest geduld hebben. Na elf maanden kwam hij terug met een ei. Valentina hield woord, ze legde het ei in de gouden kooi en wachtte, en wachtte en ze had zich nog nooit zo gelukkig gevoeld. In een knappe epiloog beweert de auteur dat het verhaal van Valentina echt gebeurd is en suggereert ze verschillende manieren waarop het zou kunnen geëindigd zijn.
De hoofdvogel in dit overigens knappe verhaal wordt afgeschoten door de illustraties. Ze zijn ronduit weelderig. Kleurrijke personen, plantengroei en vogels wervelen je tegemoet tot op de achterflap. Je blijft kijken en telkens ontdek je nieuwe details. De tekst staat soms in drukletters, soms in handschrift. Om de gruwel van de afgehakte hoofden, die trouwens maar één keer en dan nog als doodshoofden getoond worden, te onderstrepen staat er af en toe in grote letters: HAK. De taal is volwassen en humoristisch. Bijvoorbeeld op p. 24 : "Met een aanvaardbaar gemiddelde van tien afgehakte dienaarshoofden per foute vogel, verliep het leven op het paleis van de keizer vrij rustig." Dit boek is echt een meesterwerk! Een ideaal geschenkboek.