De fabels van Aesopus

Imme Dros bewerkte 61 fabels van Aesopus. Ze zijn niet langer dan één bladzijde per fabel. De andere helft van de dubblele pagina bestaat uit een grote illustratie. De meest voorkomende fabeldieren zijn: de vos, de wolf, de ezel en de leeuw. Er staan veel minder bekende fabels in deze bundel. Elke fabel eindigt met een in hoofdletters gedrukte les of waarschuwing op rijm. De fabel over 'De stadsmuis en de veldmuis' eindigt zo: "Wordt rijkdom door gevaar verpest dan lijkt niet rijk zijn toch het best."
Fabels zijn minder geschikt om achter elkaar te lezen. Je geniet meer als je ze leest met mondjesmaat of naar aanleiding van een bepaald gebeuren. In die zin is deze bundel heel bruikbaar in het onderwijs om een thema in te leiden of om het te besluiten.
De illustraties zijn kleurrijk en sluiten nauw aan bij de tekst. Vermits de bewerking in handen was van 'een meester' is er niets op aan te merken.
Het boek besluit met informatie over Aesopus. Opvallend hierin zijn de de woorden 'zou' en 'misschien' want over Aesopus is heel weinig geweten. Hij 'zou' geleefd hebben tussen 620 en 560 voor Christus ergens in het Griekse Rijk. Plato en Aristoteles vernoemen hem voor het eerst en pas in 320 voor Christus worden de fabels opgeschreven. Deze teksten zijn echter verloren gegaan. Het is trouwens onzeker of Aesopus, als hij al zou hebben bestaan, kon schrijven. Hij zou eerder een verhalenverteller kunnen geweest zijn. Misschien is hij wel een legende. In de eerste eeuw na Christus werden de fabels in het Latijn vertaald en zo zijn ze als literair genre bij ons gekomen.
Helemaal achteraan staat een korte biografie van de bewerkster en de illustrator.